1 (één)
Het getal 1 vinden we zo vanzelfsprekend dat we het meestal weglaten.
Uitleg
Bij de opsomming van
spreek je van a, twee a, drie a, maar je begint niet met één a. Je mag wel 1a schrijven. Bij machtsverheffen heb je
daar spreek je van a, en a kwadraat, en a tot de derde. En niet van a tot de eerste, en a tot de tweede. Je mag wel a1 schrijven, en ook 1a1, maar dat doet niemand. Je kunt zelfs een breuk schrijven
en soms is dat best makkelijk. Met een index, zoals in a1, zou zelfs
kunnen voorkomen. Om de opgave
op te lossen moet je eerst de tellers met elkaar vermenigvuldigen en daarna de noemers. Dus verzin je bij de 6 een noemer, en dan neem je natuurlijk 1 want
Bij breuken mag je de teller en noemer door hetzelfde getal delen. Je ziet het hier
Er blijft 1 in de teller staan, en die moet je dit keer wel degelijk schrijven. Noem dat daarom nooit wegstrepen, je deelt immers. Neem nu nog eens de vergelijking
Die is correct, maar je mag hieruit niet concluderen dat 2 gelijk is aan 3. Voor ieder getal a ≠ 0 geldt a0 = 1. Dat werkt natuurlijk ook voor het getal 1, dus
en zelfs
Dat ziet er toch wel wat vreemd uit. Dit kunnen we snel controleren, en vinden
Pas wel goed op, want
Voorbeeld 1
Een berekening met het getal π geeft
Voorbeeld 2
Je kunt ook met het getal e rekenen
Voorbeeld 3
Je kunt √2 schrijven als 1√2 en zo is